Jan Mayen
Jan Mayen is een 55 kilometer lang vulkanisch eiland in de Noord-Atlantische Oceaan, halverwege IJsland en Spitsbergen. De nog actieve vulkaan Beerenberg is 2300 meter hoog en domineert het eiland.
Jan Jacobsz Mei
Het eiland is vernoemd naar Jan Jacobsz May, een Nederlandse walvisvaarder die hier in 1614 aan land kwam (hoewel het eiland al eerder was gezien) en een belangrijk walvisvaartcentrum was voor zowel Nederlandse als Engelse walvisvaarders. In de jaren na zijn bezoek werden er verschillende nederzettingen gesticht. Deze nederzettingen waren meestal alleen in de zomer bemand. Zeven Nederlanders die in 1633-34 probeerden te overwinteren, stierven allemaal aan scheurbuik. Toen de walvisvaart ophield, beperkten de moeilijke bereikbaarheid en het slechte klimaat de menselijke activiteiten op het eiland.
Aan het einde van de 19e eeuw werd Jan Mayen bezocht door een Oostenrijkse onderzoeksexpeditie en aan het begin van de 20e eeuw vestigden zich Noorse pelsjagers, waardoor de poolvossenpopulatie bijna werd uitgeroeid. Toen de pelsjagers actief waren vestigde Noorwegen een weerstation op het eiland en uiteindelijk claimde het de soevereiniteit in 1929. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het eiland van groot symbolisch belang als laatste stukje 'vrij Noorwegen'.
Eerste indruk van Jan Mayen
De eerste indruk die de bezoeker van het eiland krijgt, is er een van een ruig, onherbergzaam landschap, bezaaid met sneeuwvelden, de flanken van de Beerenberg geveegd door gletsjers gescheiden door steile rotswanden. Het weer is onvoorspelbaar: er wordt gezegd dat het 362 dagen per jaar slecht weer is. Er kan hevige regen, wind en mist zijn, maar kort daarna kan de zon doorbreken en wordt de lucht helder. In juni, wanneer onze schepen Jan Mayen bezoeken, is de gemiddelde temperatuur ongeveer 2º tot 3ºC (36º tot 37ºF). In de winter is Jan Mayen vaak omgeven door pakijs en zijn de hellingen van Beerenberg altijd bedekt met sneeuw.
De vegetatie is schaars, beperkt tot een paar mossen, grassen en een paar bloeiende planten. Maar ondanks de ruigheid en het onherbergzame klimaat heeft het eiland een wilde schoonheid. Aan de kust worden kiezelstranden afgewisseld met duizelingwekkende hoge rotswanden. Op de stranden liggen de oude gebleekte botten van walvissen en de overblijfselen van de walvisstations, terwijl op de rotswanden broedkolonies Grote Burgemeester, Noordse Stormvogels, Drieteenmeeuwen, Kleine Alken, Zwarte Zeekoeten en Brünnich's Zeekoeten en Papegaaiduikers leven. Eideren, Noordse Sternen, Bontbekplevieren en andere steltlopers broeden op Jan Mayen en kiezen nestplaatsen op het vlakke land achter de stranden.
Duizend tinten groen
Onder de nog steeds actieve flanken van de vulkaan Mt Beerenburg zijn Dwergvinvissen, Gewone Vinvissen en Blauwe Vinvissen te zien. Maar het meest opmerkelijk is het zwarte zand, verweerd uit vulkanisch basalt, en de kleuren. Jan Mayen is veroverd door de natuur en is nu duizend tinten groen. Mossen en andere planten hebben het ooit kale vulkanische gesteente gekoloniseerd.